Steeds meer mannen van 25 tot 45 jaar niet actief op arbeidsmarkt
Een steeds groter deel van de 25- tot 45-jarige mannen is niet actief op de arbeidsmarkt. In het eerste kwartaal van 2009 ging het nog om ruim 4%, begin dit jaar om 8%. Bij vrouwen in deze leeftijdsgroep bleef het percentage dat niet deelneemt aan de arbeidsmarkt over deze periode ongeveer gelijk. Dit blijkt uit een analyse van cijfers uit de Enquête beroepsbevolking van het CBS.
Een korte geschiedenis
De afname van de arbeidsdeelname van mannen van 25 tot 45 jaar is al langer gaande. In de jaren zeventig lag het percentage niet-actieven nog tussen 1% en de 3%. Vanaf 1980 is dat aandeel gestaag opgelopen. Bij vrouwen van 25 tot 45 jaar is het deel dat niet meedoet op de arbeidsmarkt vrijwel voortdurend kleiner geworden, van meer dan 60% (1970) tot minder dan 20% (periode 2006 tot nu). In de afgelopen tien jaar is die afname tot stilstand gekomen. Bij deze cijfers gaat het niet om werklozen, maar om degenen die geen betaald werk hebben, hier ook niet naar zoeken en/of er niet beschikbaar voor zijn. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend.
Ziekte of arbeidsongeschiktheid
De niet-beroepsbevolking bestaat uit verschillende groepen, waaronder degenen die niet willen of kunnen werken. De groei van het percentage mannen van 25 tot 45 jaar die niet actief zijn op de arbeidsmarkt is het grootst bij deze groep. De meest genoemde reden om niet te willen of kunnen werken is ziekte of arbeidsongeschiktheid. Na ziekte en arbeidsongeschiktheid is opleiding/studie de meest genoemde reden om niet te willen of kunnen werken. In aantallen betrof dat respectievelijk 62.000 en 28.000 mannen van die leeftijd. Voor beide redenen gaat het bijna om een verdubbeling ten opzichte van tien jaar geleden.
Bron: CBS